Door: Hélène
Bij verhalen kan je je thuis voelen. Als jij een stukje van een verhaal kent wat het verhaal van een ander kan aanvullen, levert dat een ‘sense of belonging’ op. Verhalen verbinden en geven betekenis, omdat ze een ervaring delen. Een recente, persoonlijke ervaring maakt dat ik de waarheid hierachter weer scherp als een mes voel. Een gevoel dat op zijn beurt een blog waard is, zeker na de afgelopen periode van theoretische blogs over ons Strategisch storytellingmodel. Uiteindelijk gaat het hierom:
Ontmoeting na 26 jaar
Een paar weken geleden zit ik bij mijn neef uit Brabant thuis. We hebben er een middag vol bezoekjes aan mijn tantes op zitten, waar zijn moeder er een van is. Na 26 jaar heb ik die middag drie volle zussen van mijn overleden moeder weer gezien. En eerlijk is eerlijk, vooral door het initiatief dat mijn neef heeft genomen om mij weer met ze in contact te brengen. Ongeveer twee jaar geleden heeft hij heel goed weten te beluisteren wat ik bedoelde toen ik zei dat ik misschien, ooit, nog wel eens de moed op zou willen brengen om die tantes na zoveel jaar zussenruzie nog een keer te zien. Haat en liefde hebben tussen die (origineel vijf) zussen altijd dicht bij elkaar gelegen en ook al was ik klein, de spanningen die dat kon opleveren herinner ik me nog goed. Maar de clash die ooit definitief het contact verbrak, doet er simpelweg niet meer toe en zij zijn nog altijd de laatste drie levende links naar mijn moeder. Familie. En daar heb ik verder niet zo veel van. Mijn man Wijnand vroeg mij vooraf – uit bezorgdheid – wat ik dacht dat deze expeditie me nog ging brengen. Ik had geen idee, maar ik ging toch.
Kopietjes van mijn moeder
Mijn vermoeden -en initiële angst- wordt die middag bevestigd. In die drie oude vrouwen ontmoet ik drie kopietjes van mijn moeder. De ene haar spiegelbeeld, de andere haar stemgeluid, de laatste mijn moeders bewegingen, geluiden, mimiek en impulsieve, intense manier van contact maken met een ander. En alle drie dezelfde ‘lange tengels’ (handen) als ik, maar dan met wat meer zichtbare aderen en levervlekjes. Als je wat beter kijkt, zijn die van mij zich ook allang aan het voorbereiden op hun reis naar de oppervlakte.
Uit dezelfde serie
Het is mooi om mijn tantes weer te zien. Mijn neef trekt na het bezoek aan de zussen een heel oud, stoffig fotoboek tevoorschijn en samen met zijn vrouw bladeren we door de vergeelde zwart-wit foto’s van onze familie. Ik heb ook een stapeltje van huis meegenomen. We herkennen foto’s die uit dezelfde serie moeten zijn gekomen. Mijn moeder (rechts) verkleed tijdens een of ander feest, een foto die ik altijd grappig fascinerend heb gevonden. Ze moet een jaar of 13 zijn geweest en lijkt naar mijn idee heel veel op mij op die leeftijd. Mijn neef legt een vrijwel identieke foto ernaast van zijn verklede moeder. “Die foto’s zijn tijdens het bevrijdingsfeest in 1945 genomen”, weet hij te vertellen. Dat het verkleedpartijtje daarmee te maken had, is nieuw voor mij…
Margje
Eerder die dag is een van mijn tantes spontaan begonnen te vertellen over Zwartsluis. In de hongerwinter van ’45 werden de drie jongste zussen (mijn moeder en de tweelingzusjes die na haar kwamen) ondergebracht bij een boerenfamilie in Overijssel. “Er was eten, maar verder was het vreselijk”, gromde ze, zoals ik mijn moeder zo vaak heb horen doen. “Margje…”, had ik er toen uit geflapt en mijn tantes ogen schoten vuur van herkenning. “Juist! Marrugje… Dat afschuwelijke wijf van een boerendochter daar. Wat een kreng was dat.”
Ausweis bitte
De vrouw van mijn neef vertelt vervolgens over een briefje, dat zij en haar man eerder in een oude stapel papier hadden gevonden met ‘Toestemming om door te reizen’. “We begrijpen niet goed waar het voor is geweest, maar het jaartal zegt dat het ook die winter moet zijn geweest.” Zonder het briefje te hebben gezien, vertel ik ze wat het is. Opa is die winter met die drie jongste zussen vanuit Den Haag naar Zwartsluis gelopen. Ja. Gelopen… Dat wisten zij uiteraard heel goed, maar wat hen niet bekend was is dat een paar kilometer voor Zwartsluis vader en dochters staande zijn gehouden door zo’n ‘rotmof’ (zo noemde mijn moeder alle Duitsers nu eenmaal die in haar oorlogsherinneringen voorkwamen…), die hun papieren wilde zien om verder te mogen. Die hadden ze niet. Honger, dat hadden ze. Uiteindelijk gaf de Duitser toestemming voor die drie kleine meiden om alleen door te lopen naar het grote, angstige onbekende, terwijl opa zelf 30 kilometer moest omlopen om zijn ’toestemming’ te gaan halen. Dat briefje dus.
En zo kan ik nog wel even doorgaan over de verhalen die in die paar uur bij elkaar zijn gekomen.
Heimwee
’s Avonds heb ik thuis nog tot heel laat op de bank voor mij uit zitten staren en heb ik me afgevraagd wat ik eigenlijk voelde. Gaandeweg werd het met duidelijk. Ik had heimwee. Naar mijn moeder, naar ergens vanzelfsprekend bij horen. Naar die verhalen aan de hand waarvan ik volgens mij in mijn jongste jaren de wereld heb leren begrijpen en interpreteren. Het alles overheersende gevoel was op dat moment een soort zuigend besef van terug willen. Terug naar een wereld waar ik op de een of andere manier deel van ben, ook al heb ik nooit zelf ervaren wat zij hebben meegemaakt in hun jeugd.
Net familie
De scherpe randjes zijn na een paar weken van dat gevoel af, wat overblijft is dankbaarheid voor alle moeite die mijn neef gedaan heeft en de kans om toch nog een keertje zo dicht bij mijn moeder te komen. Geen seconde spijt van. En wat ik zelf weer een keer wezenlijk heb doorleefd is dit: Als je een verhaal over een ervaring die grote impact op jou heeft gehad, deelt met een ander, maak je die ander een beetje deel van dat verhaal. Verhalen over angstige of blije momenten, verhalen over momenten waarop het erop of eronder was, verhalen over ruzies, mislukkingen en heldendaden. Verhalen die betekenis aan jouw wereld geven en jou ermee verbinden. Zo werkt het in families, zo werkt het in organisaties. Je moet ze alleen willen vinden. En weer doorvertellen.